Throwback: Elbrus -mijn eerste ontgoocheling in het alpinisme

Ik krijg een bord voorgeschoteld. “Russische specialiteit.”, voegt onze gids Eugene trots toe. Iets wat lijkt op drie grote met brokken vies uitziend vlees gevulde ravioli’s ligt op mijn bord. Maar dan zonder een tomaten- of kaassaus erbij. Erg smakelijk lijkt het me niet. “Je kan er zure room opdoen.”, vertelt Eugene en hij gooit een klak room op zijn bord. “Erg lekker.”, vertelt de Argentijn van onze groep. “Meent hij dit nu?”, betrap ik mezelf te denken. Ik snijd de in eigen kookvocht drijvende ravioli in twee en neem een klein hapje. “Russischer kan niet.”, denk ik mezelf me afvragend waarom ik niet een all-in vakantie met luxe buffet boek zoals veel anderen. 

Ik had geen verwachtingen gehad. Toch slaagde Terskol erin om me met een ontgoocheld gevoel in mijn bed te laten kruipen die nacht. Misschien had ik onbewust de vergelijking willen maken met Chamonix, maar het valleidorp in de Kaukasus kon op geen enkel vlak tippen aan het Alpendorp. “In de winter komen hier veel Russen voor hun skivakantie.”, vertelde Eugene, onze gids voor Elbrus. “De Baksan Valley is echt de trekpleister voor wintersport hier in Rusland.”, voegde hij eraan toe. Was het nu door de talloze militaire posts of gebombardeerde huizen die we onderweg van de luchthaven zijn tegengekomen, of door de kleurloze betonnen blokken die als hotels dienden in Terskol, maar ik had een vorm van medelijden met de Russische toeristen die hier hun winter doorbrachten. Misschien was de stad gezelliger in de winter, maar nu hadden we het gevoel dat we de enige toeristen waren in de hele vallei. Op rond marcherende soldaten na, zagen we amper andere toeristen en leek alles behalve ons hotel gewoon dicht.

1928

Onze eerste acclimatisatie hike was richting Terskol Peak, een viewpoint op 3000m, waar je een eerste blik op de Elbrus kon werpen. Het zou een makkelijke, zij het oninteressante, wandeling van zo’n vijf uur worden. Hét moment om de andere teamgenoten te leren kennen. Een internationale mix van Australiërs, een Argentijn, een Spanjaard en Rus en als laatste een Japanner. Als blijkt dat bijna de helft geen Engels spreekt, zakt de moed me in de schoenen. Nieuwe mensen met eenzelfde passie leren kennen is één van de pluspunten om in een georganiseerde groep een berg te beklimmen. Met mijn Russisch nog slechter dan mijn Spaans werd al gauw gebarentaal aangewend. Het bleef dan nog eens de hele dag bewolkt, waardoor we het moesten stellen met een witte schim van de oostelijke top van de Elbrus.

DSCF0946

Als we de volgende dag Terskol verlaten om ons hotel de komende dagen in te ruilen voor de ‘barakken’ op Elbrus, dromen we al van de summit day, al is die pas drie dagen later. Met kisten en dozen vol eten, koffie en thee stappen we in de kabellift die ons tot bijna bij de barakken brengt op 3500m. We sleuren het proviand mee van de kabellift tot in de snowcat die ons staat op te wachten om ons de laatste meters naar de barakken te brengen. Klimmen met een grote doos vol pasta en rijst mag dan onmogelijk zijn, ik hou er maar een vreemd gevoel aan over om meteen op 3800m afgezet te worden zonder ook maar één hoogtemeter zelf te hebben geklommen.

Bij het aankomen aan ons kamp schoten veel woorden door mijn hoofd. ‘Aangenaam’ of ‘gezellig’ was daar niet bij. Dat Elbrus gekend stond om de meest vieze toiletten had ik dan nog niet meegerekend. De kleine sanitaire hutjes omringd door sneeuw en ijs stonden op de rand van de afgrond. Met niets meer dan een opening in de vloer waar de ijzige wind doorgierde en je de bevroren menselijke uitwerpselen op de rotswand zag liggen, kon ik enkel bedenken dat waarschijnlijk niemand rustig een magazine zal lezen op dit toilet.

DSCF0908

Meest afgelegen toilet ter wereld?

Na het afleveren van de dozen aan de keuken trekken we nog onze warmste kledij aan. Ondanks de lichte sneeuwval beginnen we nog aan een eerste acclimatisatie hike naar 4100 meter. Een klim van zo’n 300 meter. Enkel uitgerust met onze trekking stokken wandelen we in een rij naar boven. De sneeuwval belemmert ons zicht op de hogere regionen van de Elbrus. Toen we bijna op ons hoogste punt van de dag waren hield Eugene abrupt halt. “Stop! We moeten meteen terug naar beneden.”, en nog voor hij een reden gaf zette hij al de eerste grote passen benedenwaarts. We volgden hem meteen de niet zo steile sneeuwhelling naar beneden. “Er is een elektrische storm hoger op de berg.”, verklaarde onze gids. Hijzelf en anderen van ons team hadden elektrische steken gevoeld op hun hoofd of hun arm. Het voelde als naalden die hun lichaam doorprikte legden ze uit. Verder klimmen zou een onverantwoord risico meebrengen en dus werd de acclimatisatie vroegtijdig afgebroken.

De volgende dag stond een tweede acclimatisatie hike op het programma. Pastuchov Rocks op een hoogte van 4700 meter zou onze bestemming zijn voor de dag. Het weer was al een pak beter dan gisteren. Enkel de wolken speelde nog verstoppertje met de top. Tussen de wolkenflarden in verschenen de grote heuvels waarop Europa’s hoogste punt lag. Het zorgde ervoor dat we onze camera’s uit onze zak haalden en vlug enkele foto’s schoten vooraleer een witte sliert ze weer verborg.

DSCF1011

De sneeuwslopen waren nooit echt steil en op enkele momenten waar ik even buiten adem was na, had ik geen last van vermoeidheid. Carlos, de Argentijn in onze groep, had meer moeite met het tempo. Hij hinkte vanaf het begin achterop en ondanks enkele pogingen van mezelf om het gat niet te groot te maken, was hij nu meer en meer afstand aan het verliezen. Met zijn iets meer dan 50 jaar was hij de oudste van de groep en dat was nu in zijn nadeel aan het spelen. De volgende dag zou hij terug naar de vallei afdalen.

Slapen vlak voor een summit bid is nooit makkelijk. Meestal zorgt de hoogte of de stress voor de klim naar boven er wel voor dat je niet of pas laat in slaap valt. En als dat je niet parten speelt, dan is het wel een snurkende teamgenoot die je wakker houdt. Deze keer had niets me tegengehouden om vroeg in slaap te vallen ondanks het feit dat we het grootste deel van onze rustdag in ons bed hadden vertoefd. Een bruusk lawaai deed me echter wakker schieten in het midden van de nacht. Het leek alsof iets onze container wou omverduwen. “Shit.”, dacht ik, zuchtend omdat ik doorhad dat er buiten een hevige storm aan de gang was. Ik voelde de bui al hangen. Met zo’n weer zouden we straks niet beginnen aan onze summit bid. Het nerveuze gewoel in de andere bedden verraadde dat ik niet de enige was die er zo over dacht.

Ik had bijna niet meer kunnen slapen tot we om vijf uur in de ochtend uit ons bed kropen en keken hoe slecht het weer effectief was. Ik trok mijn kleren aan en rende als eerste naar buiten. Niet alleen was het nog steeds even erg aan het waaien, er was ook nog eens een sneeuwstorm aan de gang die ervoor had gezorgd dat er een extra meter sneeuw in het kamp lag. Ik hield me vast en zag tussen de vallende sneeuw in twee grote lampen gericht op onze hut. De snowcat om ons naar boven te brengen stond klaar. Ik kon amper geloven dat we in dit weer zouden klimmen en was dan ook niet verbaasd toen Eugene ons meldde dat we nog niet zouden vertrekken. “We kunnen afwachten of de storm mindert.”, vertelde hij. Twee uur afwachten leerde ons dat we vandaag niet het hoogste punt van Europa zouden bereiken.

Terwijl de rest terug in hun bed was gekropen hadden Yusuke en ikzelf een sneeuwschop geleend en begonnen we de paadjes doorheen het kamp terug vrij te maken. Een hele karwei gezien de serieuze sneeuwval. Niet meer kunnen slapen was een reden waarom ik de kou trotseerde en begon te scheppen. Maar ik deed het vooral op wat frustratie kwijt te raken. “Waarom vertrokken we gisteren niet, terwijl ze fantastisch weer voorspeld hadden?” Eens iedereen wakker was, bespraken we de opties voor de volgende dag. Een nieuwe summit bid betekende opnieuw een snowcat inhuren. En dat terwijl we de vorige niet eens hadden gebruikt.. Eugene stelde voor een snowcat te huren die ons bracht tot 5100 meter. De kostprijs zou wel 1000 dollar bedragen in plaats van de gebruikelijke 500. En dat terwijl we slechts nog met zes klimmers waren, nadat Igor, de Rus in onze groep het voor gezien hield. Ik geloofde niet dat het weer morgen beter zou zijn, en was evenmin bereid om er nog een pak geld tegenaan te gooien. “Het is maffia.”, vertelde ik tegen de Australische Roman. “Alles wat ze willen is meer geld. Waar is de uitdaging als we maar 500 meter moeten klimmen om de Elbrus te bereiken?”

Crunch. Mijn crampons raakten de bevroren sneeuw terwijl de felle wind en sneeuw in mijn gezicht blies.  Tijdens mijn vorige beklimmingen had ik nog nooit last gehad van de kou. Dat was deze keer anders. “Het is zeker -30 graden.”, zei ik bij mezelf. De windstoten zorgden ervoor dat we ons telkens schrap moesten zetten gezien we al op een sneeuwhelling van dertig graden stonden. Met muziek van mijn mp3 trachtte ik mijn verstand op nul te zetten. Ik vond al gauw mijn tempo, al merkte ik al gauw dat de sneeuwflanken steiler waren dan ik ooit had geklommen. Zigzaggend volgden we een andere groep klimmers die eveneens de hevige windstoten trotseerden. Telkens de wind hevig werd bleven we stilstaan en zetten we ons schrap, zodat we ons evenwicht niet zouden verliezen. Het kostte veel energie om telkens tegen de wind in te beuken. Het tempo lag laag. Dat was te wijten aan een klimmer van de groep voor ons die moeite had om het tempo van zijn teamgenoten bij te houden. Ik hoopte dat Eugene hem zou voorbijsteken, maar dat gebeurde niet. De zon begon op te komen en ik verwachtte dat de temperatuur snel zou stijgen. Het zien van een gele bol die boven de horizon uitkomt deed  mijn motivatie weer wat stijgen. Het bleef echter even koud. Eugene stopte. Hij begon iets te zeggen in de richting van Yuseke en ikzelf, maar door de wind verstond ik hem niet. Na een korte rust waarin onduidelijk was wat de bedoeling was, vertrok hij terug naar beneden. “That’s it?”, dacht ik. Onze poging om de top te halen is voorbij. Ik draaide me om en zag dat we ondertussen slechts nog met vier klimmers waren. Juan, de Spaanse klimmer die onder meer nog in Equador was gaan klimmen was al teruggekeerd. Ontgoocheld, omdat ik nog had gehoopt om alsnog de top te bereiken en niet meer naar deze regio te moeten afreizen, zette ik mijn eerste stappen naar beneden. Ik was moe, maar als het moest dan had ik het nog volgehouden tot op de top.

Op de weg naar beneden was het panorama op de Kaukasus overweldigend en leek het ons te vertellen dat we de verkeerde beslissing maakten. Ik keek nog meermaals naar beide summits van de Elbrus, waar je de sneeuw door de wind meegesleurd zag worden. Ergens begreep ik de beslissing om terug te keren. Toch spookte het door mijn hoofd.

Terug in het kamp pakten we onze spullen in. Over een uurtje kwamen ze ons oppikken en moesten we de kabellift terug naar beneden halen. “Ben je ontgoocheld ?”, vroeg Roman me. Ik knikte. “Ach de hele week was een ontgoocheling.”, zei hij. “Ik kom niet meer terug naar Rusland. Het is allemaal maffia. Het is zelfs stom dat Elbrus de hoogste van Europa is, terwijl de hele streek geen enkele link met Europa heeft.” Hij was van oordeel dat de Mont Blanc de eigenlijke top van Europa moet zijn, en niet een berg in een vergeten uithoek die op een paar kilometer van Azië ligt. Mijn ontgoocheling werd er niet minder om. Als ik de Seven Summits wou bereiken, dan moest ik ooit naar hier terugkeren. Anderzijds was ik deels opgelucht. Het bereiken van de Elbrus door te starten op 4700 meter zou me geen voldoening hebben gebracht. Het hele gedoe het gebrek aan hutten hogerop en de daaropvolgende zaakjes voor de snowcats die klimmers dan maar een valse start naar boven geven op summit day, was niet voor mij weggelegd. “Als ik ooit nog terugkom voor de Elbrus..,” vertelde ik. “dan zet ik mijn eigen expeditie met een tent op en overwin de berg zonder hulp van snowcats.”

Plaats een reactie